Dutertre, een jongeman die bij de Franse bankier Albert Kahn in dienst is als diens chauffeur, krijgt in 1908 een –voor die tijd- moderne fotocamera overhandigd door zijn baas, met de opdracht te leren fotograferen.
Multimiljonair en pacifist Albert Kahn heeft namelijk een droom, een ideaal. Hij wil alle volkeren over de gehele wereld laten fotograferen. Dat zal hem hét ‘archief van de planeet’ opleveren. Kahn leeft in de volle overtuiging dat deze foto’s de vooroordelen en angsten van mensen jegens elkaar zullen wegnemen en zijn archief zal derhalve vrede op aarde bewerkstelligen.
“Beleefdheid is een trap. Op de onderste trede staat de uiterlijke vormelijkheid (mij niet vreemd!). Daarna volgt de geestelijke beleefdheid. Deze vorm vraagt om een soepele geest. Zodat je je op het gezichtspunt van de ander kunt stellen.”
Al snel is Dutertre niet meer de enige met een fotocamera van Kahn. Kahn stuurt een groot aantal fotografen op pad. Hij stuurt hen naar de native Americans, naar Afrikaanse stammen en onbekende volkeren in Mongolië met de opdracht hen vast te leggen op de gevoelige plaat.
Dutertre blijft aan de zijde van Kahn. De jongeman krijgt inzicht in de beweegredenen van Kahn en gaat de man allengs beter begrijpen. Bovendien vervoert hij de meest boeiende personages naar de villa van Kahn, waaronder Rudyard Kipling, sir Chamberlain en Kahns grote vriend, de filosoof Henri Bergson.
Ondanks de gloedvolle ideologie en de nobele bedoelingen slaagt Kahn niet in zijn voornemen en het bewerkstelligen van een alomvattende wereldvrede blijft een utopie. Dat is wat velen rondom hem al hebben geconcludeerd, maar Kahn zelf, het is dan 1939, kan en wil dit niet aanvaarden. De nasleep van de beurskrach en de oorlogsdreiging maken het hem echter onmogelijk zijn project voort te zetten. Het breekt Kahn en uiteindelijk heeft hij nog slechts zijn trouwe Dutertre over, die zich gedurende de jaren aan de zijde van zijn baas, ontwikkeld heeft van 21-jarige blaaskaak tot steun en metgezel van de verzwakte Kahn.
“Geen foto’s van uitgestorven dorpen, verwoeste steden, geen enkele foto van duizenden en nog eens duizenden mensen op drift, maar wel, wél het Reimse wichtje met de pop in haar armen. Mijn God, de glasplaten waren te gaaf, te proper, de afbeeldingen hadden hun betekenis verloren.”
De BBC documentaire ‘De man die de wereld wilde fotograferen’ zette Tilon op het spoor van Albert Kahn (1860-1940). Ze doet uitgebreid onderzoek naar deze excentrieke man en zijn bijzondere project en besluit haar bevindingen in een roman op te tekenen. De keuze voor de romanvorm is een bewuste en, in mijn ogen, verstandige. Met deze vorm zal een groter lezerspubliek kennis willen nemen van het verhaal van deze bijzondere man. Ondanks het feit dat de auteur kiest voor de geromantiseerde vorm, heeft zij zich in haar boek aan de historische feiten gehouden voor zover deze waren te achterhalen.
Tilon heeft veel tijd besteed aan het verzamelen van feitelijke gegevens en daarnaast het secuur bijgehouden dagboek van Dutertre gelezen. Maar er bleven evenwel een aantal manco’s over die ingevuld moesten worden om er een prettig leesbaar verhaal van te kunnen maken. Daartoe heeft Tilon haar fantasie gebruikt, zonder de feiten geweld aan te doen. Zó ontstond de roman: ‘De Archivaris van de wereld’. Het indrukwekkende relaas van een man met een missie.
Het boek kent overigens twee verhaallijnen die elkaar voortdurend afwisselen. In het ene deel vertelt Kahn’s metgezel Dutertre, die Kahn trouw verzorgt en bijstaat in diens villa in Boulogne. De andere (ondergeschikte) verhaallijn is een weergave van het dagboek van Dutertre uit de periode dat hij met Kahn op wereldreis was. Vanuit deze twee verhaallijnen voorziet Tilon haar verhaal voortdurend van perspectiefwisselingen hetgeen een levendig geheel oplevert.
Voor de karakteriseringen van de personages had Tilon niet veel input, maar met het weinige dat er voorhanden was, heeft zij hen bijzonder knap neergezet. Vooral in relatie tot elkaar. Bovendien komt de vastberadenheid waarmee Kahn zich in zijn project vastbijt, prachtig over het voetlicht evenals de ontwikkeling van Dutertre. Overigens veroorzaakt de keuze om Dutertre als hoofdpersonage neer te zetten en niet Kahn zelf, dat Kahn van enige afstand beschouwd wordt en dat geeft ‘Archivaris van de wereld’ een extra dimensie.
De schrijfstijl van Tilon is van hoog niveau. Kort en bondig, zonder al te veel taalkundige versierselen. Toch kan haar schrijfwijze evenwel worden omschreven als zeer gedetailleerd. Een stijl die naadloos aansluit bij hetgeen zij te vertellen heeft.
Kortom, ‘Archivaris van de wereld’ is een indrukwekkend boek. De vele historische feiten, verwerkt in romanvorm, hebben een fraai geheel opgeleverd dat een groot lezerspubliek verdient.
Over de auteur
Lia Tilon (Broek in Waterland, 1965) is auteur, schrijfdocent en communicatietrainer. Ze volgde een opleiding klassiek ballet aan de Scapino Dansacademie, maar maakte deze niet af. Lange tijd werkte zij als penitentiair inrichtingswerker in een Huis van Bewaring. In 2002 verscheen haar veelgeprezen debuut ‘Huizen van papier’, gevolgd door ‘Nummer 3’. In 2012 verscheen haar roman ‘Zielhond’. Daarnaast publiceerde Tilon korte verhalen in literaire tijdschriften De Gids en Tirade. Momenteel werkt zij aan een multimediaal project getiteld ‘Vreemde ogen dwingen’, een literair avontuur rondom een foto van de Amerikaanse kunstenaar, fotograaf Gregory Crewdson.
Uitvoering
Uitgever Cossee
ISBN 9789059366923
Paperback, 288 pagina’s
Over Hanneke Tinor-Centi
Hanneke Tinor-Centi (1960), eigenaar van HT-C Communicatie en Marketing, literair agent, boekmarketeer en recensent.